Methode 1
Bij de eerste methode om het ideale lichaamsgewicht te bepalen wordt
gebruik gemaakt van lichaamslengte, borstomvang en geslacht.
Methode 2 Body Mass Index ( BMI )
Deze methode (andere benaming is Quetelet-index) geeft indicatie of je gewicht
bij je lichaamslengte past. Je gewicht wordt gedeeld door je lengte in het
kwadraat. Je zit goed als de uitkomst ligt tussen de 18,5 en 25. Daaronder ben
je te mager in verhouding met je lichaamslengte.
Is je berekende index iets meer dan 25 dan ben je mogelijk iets te zwaar. Veel boven de 25 ben je ongezond dik. Voor mensen boven de
60 jaar is de BMI niet de juiste methode.
Opmerking
Omdat deze methode een schatting is van het ideale gewicht kan een BMI van even
onder de 20 mogelijk ongezond zijn.
Volwassenen
Bepalen BMI
Body Mass Index
Onder de 18,5
Te mager.
Tussen 18,5 en 25
Goed. Gezond gewicht.
Iets boven de 25
Waarschijnlijk overgewicht.
Veel boven de 25
Te zwaar.
Boven de 32
Zwaar overgewicht.
Bepalen streefgewicht
Kinderen
Voor kinderen moeten de hier bovengenoemde BMI waarden voor de
leeftijd en het geslacht worden gecorrigeerd. De BMI is niet
juist omdat tijdens de groei het vetpercentage in verhouding met
de lichaamslengte verandert. Ook is er een klein verschil tussen
jongens en meisjes.
Bepalen BMI
Methode 3
Als je geen zin of tijd (of wat dan ook) hebt om je borstomvang
te meten kun je altijd nog gebruik maken van de derde methode.
Deze is natuurlijk wel een stuk minder betrouwbaar.
Methode 4 tailletest
Meet met een meetlint je buikomvang. Hiervoor moet je de tailleomtrek tussen de
onderste rib en de bovenkant van het heupbeen nemen. Hierbij mag je de meetlint
niet te strak aantrekken.
Vrouwen
Minder dan 80 cm
Gezond
Tussen de 80 en 88 cm
Verhoogd risico
Boven de 88 cm
Sterk verhoogd risico
Mannen
Minder dan 94 cm
Gezond
Tussen de 94 en 102 cm
Verhoogd risico
Boven de 102 cm
Sterk verhoogd risico
Opmerking
Voor mensen boven de 50 is deze methode waarschijnlijk een geschiktere
methode dan die van de Body Mass Index. Over het algemeen neemt de spiermassa af
en de
vetpercentage toe tijdens het ouder worden. Dit betekent dat het lichaamsgewicht
bij de Body Mass Index berekening een minder goede verhouding weergeeft, omdat
spierweefsel zwaarder is dan vetweefsel.